Hoe werkt je ademhaling?

Hoe werkt je ademhaling?

WAAROM EN HOE HALEN WIJ ADEM?

Eén van de kenmerken van leven binnen de biologie is metabolisme (stofwisseling): de verzameling van biochemische processen in alle cellen van het lichaam die voor assimilatie (opbouw) en dissimilatie (afbraak) zorgen. De afbraak van stoffen levert energie op die nodig is om in leven te blijven. Zonder deze reacties is er dus geen sprake van leven.

Aerobe dissimilatie is de benaming voor verbranding met behulp van zuurstof.




























Energie
Zuurstof
+
BrandstofAfvalproducten
(water + koolstofdioxide)

Anaerobe dissimilatie is de benaming voor verbranding zonder zuurstof.

Het lichaam geeft de voorkeur aan aerobe dissimilatie, want dit levert meer energie op; verbranding met behulp van zuurstof is dus efficiënter.

 GASWISSELING

Het is dus duidelijk dat wij zuurstof nodig hebben om te overleven. Het lichaam verkrijgt zuurstof uit de buitenlucht, die voor 20% bestaat uit zuurstof. Deze zuurstof moet vanuit de buitenlucht in de lichaamscellen terechtkomen; tegelijkertijd moeten de afvalproducten (water en koolstofdioxide) uit het lichaam worden afgegeven aan de buitenlucht. Deze uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide heet gaswisseling en het ademhalingsstelsel voert deze taak uit.

Zuurstof komt binnen

►via de mond/neus

Slijmvlies aan de binnenzijde van de luchtwegen bevochtig, verwarmt en reinigt de lucht.

►door de luchtpijp

Kraakbeenringen rondom de luchtpijp voorkomen dichtklappen van de luchtwegen.

►naar de longen

De luchtpijp vertakt zich in minuscule longblaasjes in de longen die worden omgeven daar extreem dunne bloedvaten.

►in de bloedsomloop

De wand tussen de longblaasjes en de bloedvaten is zo dun, dat zuurstof ongehinderd door de wand kan passeren en in het bloed terechtkomt.

 ►die de zuurstof aflevert bij de lichaamscellen.

Het bloed stroomt van de longen door het lichaam naar alle cellen om hen zo te voeden met zuurstof samen met en andere (voedings)stoffen en tegelijkertijd afvalstoffen mee terug te nemen.

ZENUWSTELSEL

Het zenuwstelsel regelt de ademhalingsbewegingen.
  • Het bewuste deel van het zenuwstelsel komt kijken bij bewuste acties (spraak, blazen, ademhalingsoefeningen, etc.). Hierop heeft de eigen geest dus invloed.
  • Het onbewuste deel van het zenuwstelsel (autonome zenuwstelsel) komt kijken bij onbewuste acties (ademhaling tijdens slaap etc.). Hierop heeft het ademhalingscentrum in de hersenstam invloed.

 

De voornaamste ademprikkel die het ademhalingscentrum aanspoort, is het koolstofdioxidegehalte in het bloed.

De tweede ademprikkel die het ademhalingscentrum aanspoort, is de pH in het bloed.

Wanneer receptoren in de bloedvaten (een soort detectoren) waarnemen dat één van de twee sterk afwijkt van de norm, dan wordt het ademhalingscentrum geactiveerd om dieper/oppervlakkiger en sneller/langzamer te ademen.

 

ADEMHALINGSTYPEN EN ADEMHALINGSBEWEGINGEN

Longventilatie is de verversing van longlucht door ademhalingsbewegingen. Er zijn twee typen ademhalingen:
  • De borstademhaling maakt gebruik van het samentrekken en ontspannen van de spieren tussen de ribben (tussenribspieren).
  • De buikademhaling maakt gebruik van het samentrekken en ontspannen van spieren van het middenrif (dit is een koepelvormige bindweefsel-spierplaat tussen de borstholte en de buikholte).

 

Er zijn twee typen ademhalingsbewegingen:
  • Inademing
    De tussenribspieren aan de buitenkant van de ribben en het middenrif trekken zich samen. De borstholte wordt groter en de buikholte kleiner. De longen worden zo opgerekt. Er ontstaat een onderdruk in de longen: dit is een natuurkundig verschijnsel waarbij de buitenlucht als het ware naar binnen worden gezogen.
    Nu kan de gaswisseling plaatsvinden.
  • Uitademing
    De tussenribspieren aan de buitenkant van de ribben en het middenrif ontspannen zich. De borstholte wordt weer kleiner en de buikholte weer groter. De longen worden zo samengedrukt.
    Er ontstaat een overdruk: de ingeademde lucht wordt als het ware weer naar buiten voortgestuwd.

 

De vitale longcapaciteit is de maximale hoeveelheid lucht die kan worden ingeademd na zo diep mogelijk uitademen. Dit kan alleen bereikt worden wanneer ook de buikspieren en de tussenribspieren aan de binnenkant van de ribben zich samentrekken om de lucht naar buiten te persen

 

BRONVERMELDING Informatie:
  • Samengevat VWO biologie
    Vijfde druk, tweede oplage, 2016.
    ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2015

 

Afbeeldingen:

 

 

 

Reactie plaatsen